André Citroën begon in 1913, in samenwerking met enkele anderen, aan de fabricage van een vernuftig tandwielmechanisme, waarvan hij de licentierechten had verkregen. Hij leverde niet alleen voor de auto-industrie maar ook voor schepen zoals de Titanic. De tandwielconstructie, de zogenaamde “Double Chevron” tandwielen, waarvan de tanden pijlpuntvormig waren, inspireerde hem tot het ontwerpen van het welbekende Citroën embleem.
Tijdens de 1e wereldoorlog produceerde hij munitie voor de Franse regering.
Met de omstreeks 1908 opgedane kennis bij de automobielfabriek Mors in Parijs, startte hij met de productie van automobielen. In 1919 fabriceerde Citroën Frankrijk’s eerste goedkope betrouwbare automobiel, Type A.
In 1921 kwam de 5 CV, het klaverblaadje op de markt. Deze auto was erg populair door de lage prijs en de hoge betrouwbaarheid.
André Citroën organiseerde in 1924 ook een taxibedrijf dat uiteindelijk uitgroeide tot drieduizend wagens.
Citroën introduceerde in Frankrijk de massaproductie volgens het Amerikaanse voorbeeld en in 1925 ging Citroën als eerste in Frankrijk geheel stalen carrosserieën bouwen voor de B10 en B12 typen.
Citroën stichtte fabrieken in het buitenland en in 1926 waren er ondernemingen in België, Duitsland en Italië.
In 1928 kwamen de C4 en C6 wagens uit en in 1934 werd voorwielaandrijving toegepast.
In de crisisjaren, kort voor z’n dood, ging Citroën failliet door de gigantische ontwikkelingskosten van de Traction Avant. Zijn firma werd op 3 juli 1935 door het Michelin concern overgenomen.
De naam van het taxibedrijf werd op 23 juni 1936 gewijzigd in Citax.
Op de Parijse Salon van 1949, verbaasde Citroën de wereld met de 2CV.
In 1968 verwierf Citroën de controle over Maserati.
Halverwege de zeventiger jaren kwam Citroën onder controle van Peugeot.